Numbers 17

1) neem van hen

Hebreeuws, neemt van bij hen staf, staf, naar een huis des vaders, enz.

2) oversten,

Zie boven, Num. 2.

3) hoofd van het huis

Dat is, voor elk hoofd, voor elken vorst, of overste van het vaderlijk huis. De zin is: ofschoon Ik wel den stam van Levi onderscheiden of gedeeld heb in twee‰n, te weten de priesterlijke linie van A„ron en de Levieten, zo zullen zij nochtans in dezen samen gerekend worden onder ‚‚n hoofd, namelijk A„ron.

4) getuigenis,

Dat is, voor de ark des verbonds, waarin de tafelen des verbonds lagen, zijnde een getuigenis van Gods wil.

5) met ulieden samenkomen zal.

Of, met, tot, of bij ulieden vergaderd zal worden, of samenkomen zal, om u te spreken van alles, wat gij den kinderen Isra‰ls zult hebben aan te dienen, waarvan de tent der samenkomst voornamelijk den naam heeft. Zie Exod. 25:22.

Ex 25.22
6) verkoren hebben,

Tot het priesterambt.

7) bloeien;

Of, uitspruiten, uitbotten, uitschieten, en zo Num. 17:8.

Nu 17.8

8) tegen Mij,

Hebreeuws, van over, of tegen mij; of, van mijj stillen, of doen ophouden; dat is, afwenden en stillen, gelijk zulke woorden in de Hebreeuwse taal meer zijn, waaronder twee woorden moeten worden verstaan. Zie Gen. 12:15. De zin is: Ik zal maken dat zij afhouden van tegen Mij en meteen tegen u te murmureren, omdat zij, tegen u murmurerende, inderdaad tegen Mij murmureren. Zie onder, Num. 17:10.

Ge 12.15 Nu 17.10

9) ulieden murmureerden.

Mozes en A„ron.

10) een staf,

Hebreeuws, voor een overste, of vorst, een staf voor een overste een.

11) onder hun staven.

Hebreeuws, in het midden van hun staven.

12) aangezicht des HEEREN,

Zie boven, Num. 17:4.

Nu 17.4
13) droeg amandelen.

Anders, rijpe amandelen; dat is, droeg amandelen, die aan het rijpen waren, of, allengskens meer en meer rijpende.

14) uit,

Dat is, uit het allerheiligste, waar zij voor de ark gelegen hadden.

15) wederspannige kinderen;

Hebreeuws, kinderen der wederspannigheid.

16) einde maken

Hebreeuws, hun murmureringen eindigen, van Mij, of van tegen, over Mij; dat is, eindigen en van Mij afwenden, doen ophouden, maken dat zij niet meer tegen Mij murmureren. Zie boven, Num. 17:5.

Nu 17.5
17) geven den geest,

Of, wij bezwijken, zieltogen, zielbraken; en zo in Num. 17:13. Aldus spreken zij uit groten schrik en verbaasdheid, bezorgd zijnde dat het hun allen gaan mocht als het rot van Korach; daar de HEERE hen ter contrarie met dit middel voor het verderf waarschuwde, tonende zijn barmhartigheid en zijne lankmoedigheid. Zie Num. 17:5,10.

Nu 17.13,5,10
18) enigszins nadert

Hebreeuws, die nadert, die nadert.

19) zullen wij dan den geest gevende verdaan worden?

Anders, zullen wij dan ganselijk, geheellijk, ten enenmale, of, allen tezamen ondergaan? of hebben zij ge‰indigd met ondergaan? Dat is, zal er dan geen einde zijn met ondergaan?

Copyright information for DutKant